Ik ben heerlijk een week op vakantie met mijn gezin.
We verblijven op een camping in Zeeland.
De zon schijnt, dus we besluiten de speeltuin op te zoeken. Als ik de speeltuin in loop, zie ik haar zitten.
Ze zit in kleermakerszit in de zandbak en heeft een grote schep bij zich.
Een prachtige jongedame met het downsyndroom.
Ze schept driftig in het zand om later het metaal van de schep tegen haar mond te drukken.
De zon schijnt op haar gezicht en ze lijkt in haar element. Ik geniet van dit aanzicht.
Onze kinderen klimmen in een toestel enkele meters verderop.
Ik zoek een zonnig plekje op het gras om hen te kunnen aanschouwen.
Als ik later nog eens in de richting van de jongedame kijk, zie ik dat ze de schommel opgezocht heeft. Ze schommelt met flinke snelheid en gooit haar benen hoog de lucht in.
Waar ik even bang was dat ze achterover zou vallen, hield ze zich goed vast.
Dit was haar manier van schommelen, intens qua beweging, maar aan haar gezicht te zien, ook intens genieten. Ik kijk even rond of ik ergens haar ouders zie, maar naast kinderen en wat ouders die met andere kinderen bezig zijn, zie ik niemand. Waarschijnlijk zit ze hier dus op de camping en is dit een omgeving waarin ze lekker vrij en zelfstandig kan bewegen. Wat tof!
Mijn oudste roept me tot de orde, want hij heeft in het zand een “schat” gevonden en vraagt of ik wil komen kijken. Hij denkt zelf “letterlijk een dinosaurustand”, maar nadat hij hem heeft schoongeveegd met wat speeksel en zijn t-shirt, blijkt het helaas een houtsnipper. Met een lach op mijn gezicht, loop ik terug naar mijn eerdere plek en besef ik me hoe gecharmeerd ik ben van het buiten de lijntjes kunnen denken van kinderen. Zo onbevangen, zo vol fantasie..
Opnieuw wordt mijn aandacht getrokken naar de jongedame. Op de schommel naast haar zit nu een wat ouder meisje, er hangt er nog eentje tegen de paal en er staan er 2 naast die driftig aan een lolly likken. De meiden lachen en kijken haar richting uit.
Direct merk ik dat ik “aan” sta. Wat gebeurt daar?
Ik kan het niet goed horen, maar er wordt gepraat tussen beide. Ik zie de jongedame met het downsyndroom van haar schommel springen, daar wild mee zwaaien en loopt wat dreigend richting de meiden. Deze deinzen wat naar achteren, roepen en lachen wat. Mijn gevoel zegt dat er iets niet helemaal in de haak is en ik besluit erheen te lopen. Ik ga dichtbij in het gras zitten met hen in mijn vizier, nog zonder iets te zeggen. Vooral om eerst te zien wat er precies gebeurt en dan eventueel iets te kunnen doen. Al snel druipen de 2 meiden met de lolly's af; zou het dan inderdaad onaardig zijn geweest?
De twee andere meiden zijn er nog.
De jongedame met het downsyndroom hoest lelijk (waarschijnlijk ook door de opwinding), waarna het buurmeisje op de schommel vraagt of ze alsjeblieft haar hand voor haar mond wil doen. Nog vol adrenaline, roept de jongedame “nee!”, gooit haar eigen schommel driftig heen en weer en roept “ik ga poepen!” en gaat er vandoor.
Ze heeft hierdoor meer aandacht weten te vangen van andere kinderen en ouders. Iedereen kijkt, staat even stil en zodra ze uit het zicht verdwenen is, wordt alles weer opgepakt.
Ik blijf nog even zitten en luister naar de twee meiden; “Wat zei ze nou? Dat ze gaat poepen? Waar poepen hun?”
BAM, als door een mokerslag geraakt, wellen mijn tranen op. “Waar poepen hun?” Alsof deze prachtige jongedame niet net als ons een gewoon mens is, alsof zij niet gebruik zou kunnen maken van een (openbaar) toilet.
“Jij vindt haar irritant he?” “Ja, echt wel. Ze is gewoon vies, echt niet hygiënisch en heeft van die schrale lippen”. Het andere meisje suggereert dat ze gewoon wel eens vaseline zou moeten gebruiken. “Ja!” Na een stil moment horen we een schreeuwende meeuw overvliegen en is dat het volgende gespreksonderwerp van de twee meiden.
Tranen rollen over mijn wangen en ik loop weg. Hoe is dit mogelijk?
Ik loop richting mijn kinderen, die samen in een touwbrug zijn beland, maar dit eigenlijk niet samen willen en dit al mopperend naar elkaar uiten. Mijn vriend ziet mijn tranen en vraagt of het komt door de ruzie. Ik kan geen woord uitbrengen en knik. Hij zegt dat de ruzie zo wel weer over zal zijn, waardoor ik me besef dat hij doelt op de ruzie tussen mijn kinderen.
Het lukt me met pijn en moeite om uit te leggen wat ik wel bedoelde. Mijn dochter kijkt me aan en vraagt of ik tranen heb. Ik knik en zeg dat het ook wel weer goed komt.
Direct denk ik aan de ouders van deze mooie jongedame; het zou jouw kind zijn.
Jouw mooie kind die zo behandelt wordt?
Zonder in staat te zijn om zelf op een passende manier te kunnen reageren, de ruzie daarna te kunnen laten voor wat het is en weer verder te kunnen samen. Net als onze kinderen.
Kunnen deze ouders hun kind zeggen dat het goed komt?
Nee, want die hebben de andere partij heel, maar dan ook heel hard nodig!
Zij hebben anderen nodig, die ook buiten de lijntjes kunnen en willen denken. Die willen zien, willen luisteren, willen begrijpen en daardoor willen en kunnen respecteren dat we allemaal anders zijn. Iets wat ik denk dat we in origine allemaal in ons hebben als kind, maar waar wij als ouders in zullen moeten blijven investeren.
Maar hoe helpen we onze kinderen in de omgang met iemand met het downsyndroom?
Mijn kinderen hebben het geluk om op te mogen groeien met mijn oom met het downsyndroom. Mijn toffe oom die veelal praat in steekwoorden of standaard zinnen, die altijd een dagboekje bijheeft met zijn belevenissen die wij allemaal afzonderlijk van elkaar hardop aan hem voor mogen lezen. Mijn oom die altijd een vaste plek heeft in de huiskamer, de beste stoel van allemaal en die op zijn 49e nog altijd geniet van Bassie en Adriaan. Mijn oom die altijd een plastic slang vasthoudt waarmee hij tegen zijn neus tikt. Mijn oom die wat harder kan roepen als het hem teveel wordt, mijn oom die net als de kindjes in de ochtend een zakje chips mag eten als hij bij mijn andere oom op bezoek is.
In de jonge kinderjaren was dit niet iets waar mijn kinderen vragen over hadden. Dit was gewoon “ome Robbie”. Toen de oudste een jaar of 5 was, kwamen wel de vragen.
Waarom zegt hij niets terug als ik hem wat vraag?
Waarom woont hij met die mensen en niet bij die andere oom?
Ik heb ervoor gekozen om hem uit te leggen dat zijn hersenen anders werken als bij ons. Dit maakt dat het lastiger voor hem is om te praten, om dingen te leren en dat er daardoor altijd iemand moet zijn om hem te helpen, om voor hem te zorgen. Net zoals ik voor mijn eigen zoon zorg. Niet meer en niet minder; en dit was al genoeg.
Hiernaast heb ik ze van jongs af aan deelgenoot gemaakt in het contact met onze oom. Zoals samen zwemmen, samen cadeautjes kopen en als piet fungeren rond sinterklaastijd, samen eieren zoeken met pasen en hem ook samen eens naar zijn “thuis” brengen in de instelling. Maar juist ook kleine dingen; zoals samen liedjes zingen, hem samen een kieteldood geven en samen chipjes delen.
Net zoals ik vroeger ook carnaval vierde bij mijn oom in de instelling, wij ook vaker huisgenootjes van mijn oom zagen die bij opa en oma op bezoek kwamen. Ook ik heb als kind wel eens een trap gekregen van zo’n huisgenoot toen ik onder de tafel kroop. “Toon” kon niet zo goed tegen al dat geluid en dit liet hij me zo merken, en dat met zijn orthopedische schoenen. Ik weet nog dat ik het indrukwekkend en eng vond, maar door de uitleg over wat en waarom dit gebeurde, werd het al wat minder spannend.
Als we dit onze kinderen al op jonge leeftijd mee kunnen geven, dan hoop ik dat we beetje bij beetje de verschillen tussen elkaar blijven zien, maar ook beseffen dat dit juist het leven ook zo leuk maakt. Ook al heb je niemand met het downsyndroom in jouw directe omgeving, je zult er gelukkig altijd wel ontmoeten. Sta open voor hun vaak pure contact, leg uit bij vragen van kinderen en laat daarmee zien dat ze net als ons gewoon mensen zijn. Want wie wil nu niet lekker buiten de lijntjes kunnen denken, daardoor nieuwe dingen ontdekken en daarvan leren?
En zo liepen we na de enerverende middag in de speeltuin, terug naar de fiets. Voordat mijn dochter op de fiets kon klimmen, moesten de kleren nog even in gelid na al dat klimmen en klauteren. Hemd en shirt in de broek, en dan de broek hoog opgetrokken. Dat zit schijnbaar lekker. Toen ze mijn lichtelijk afkeurende blik zag, zei ze “net als ome Robbie”. En dit was nou precies de juiste afsluiting van deze middag. Precies lieverd, net als ome Robbie!
Down right perfect!
Door fotoverhalen, hoop ik indirect ook wat bij te kunnen dragen aan de zichtbaarheid van
deze mooie doelgroep. Ieder stapje naar gelijkheid is er 1 toch?
Wil jij samen met mij ook een waardevolle stap hierin zetten, kijk dan nu op: https://anitavandemanakker.wixsite.com/anita-van-de-manakke.
Comments